Aantekeningen Innovatie (BI-6): Nieuwe informatievoorziening

De twee belangrijkste aanleidingen voor professionalisering van de informatievoorziening kunnen zijn:

  • bedrijfskundige onderbouwing van de informatievoorziening;
  • rechtvaardiging vanuit business.

Een oplossing daartoe kan zijn om gebruik te gaan maken van een informatieplanning.

Fasenmodel Nolan:

  1. initiatie;
  2. diffusie;
  3. beheersing;
  4. integratie;
  5. dataoriëntatie;
  6. verzadiging.

1 Informatieplanning

1.1 Doelstellingen

  1. Theeuwes:
    1. verbetering effectiviteit en efficiency van informatievoorziening gericht op effectiviteit van de bedrijfsvoering:
      1. prioritering i-projecten en systeemontwikkeling;
      2. verbeteren afstemming informatievoorziening op bedrijfsvoering en verbetering primaire proces.
    2. optimale benutting IT middelen;
    3. afstemming informatievoorziening op eigen bedrijfsvoering;
    4. afstemming personeelsbeleid op informatievoorziening;
    5. doelmatige organisatiestructuur informatievoorziening.
  2. Kranendonk & Hopstaken. Problemen:
    1. cultuur;
    2. communicatie;
    3. inhoud;
    4. procedure.

Aspecten:

  • I1 Gebruik mogelijkheden ICT:
    • operationeel: doelmatigheid;
    • tactisch: doeltreffendheid;
    • strategisch: informatievoorziening beter inzetten om doelen van de organisatie te bereiken.
  • I2 Beslissen aard/omvang middelencomplex:
    • Middelencomplex:
      • financien;
      • personeel;
      • gegevens;
      • werkmethoden;
      • middelen (apparatuur, programma’s, communicatie).
    • Problemen:
      • enorm aanbod en werkmethoden;
      • tekort aan financien en personeel.
  • I3 Structureren activiteiten, mensen en middelen:
    Afstemmen van de informatievoorziening werkzaamheden;
  • P4 Prioriteren informatievoorziening:
    Informatie wordt belangrijker, middelen zijn beperkt;
  • P5 Expliciet en weloverwogen strategie kiezen:
    Kopen vs ontwikkelen;
  • 6 Doelmatigheid verbeteren:
    • I6A Vaststellen toelaatmare kosten;
    • I6B Adequate systematiek in planning en beheersing.
  • 7 Doeltreffendheid verbeteren:
    • I7A Kwaliteitseisen;
    • C7A Acceptatie gebruikers (eindgebruikers en beheer);
    • C7B Kwaliteit van de besluitvorming.
  • C8 Verbeteren relatie denkers/doeners;
  • C9 Hanteerbaar maken optieken;
  • C10 Beïnvloeden cultuur.

1.2 Producten

Wassenaar:

  • aanpak: ontwerpen ←→ ontwikkelen;
  • insteek: bedrijfskundig ←→ informatica.

Methodieken (kwadranten):

  1. strategisch bedrijfskundig – o.a. Porter en Nolan;
  2. informaticamethode – BSP?, ISP?, SDM (sys dev);
  3. adaptieve benadering – tuinmanbenadering Van Rees;
  4. lerende benadering – Maia, Prisma.

Fasering informatieplanning:

  1. informatiebeleid, afgeleid van organisatiebeleid;
  2. informatieplan;
  3. automatiseringsplan

Resultaten:

  1. informatiestrategie – uitgangspunten en randvoorwaarden voor toekomstige informatievoorziening;
  2. informatiearchitectuur – blauwdruk van de informatievoorziening;
  3. informatieprojecten – veranderingsprojecten.

1.3 Uitgangspunten

Overeenkomsten tussen alle methodieken:

  1. vorm:
    1. projectmatige aanpak, initiatie uit beleid;
    2. uitgevoerd door kleine kring met ruggespraak.
  2. aanpak:
    1. top down, ondersteunend;
    2. automatiseringsgericht;
    3. ontwerpgericht.
  3. onderwerpen:
    1. weinig aandacht voor bestaande informatievoorziening;
    2. sterk op integratie van gegevens.

2 Ontwikkelingen

Organisatie

  • kleine eenheden (business units) met eigen verantwoordelijkheden, resultaatverantwoordelijkheid;
  • eisen van units lopen door elkaar;
  • samenhang tussen processen is groter geworden;
  • duidelijke rollen opdrachtgever/-nemer;
  • i-beleid kaderscheppend ipv richtinggevend.

ICT

  • vervangen i.p.v. automatiseren;
  • informatie is niet meer ondersteunend, maar randvoorwaardelijk;
  • verbindingen worden mogelijk;
  • minder afhankelijk van infrastructuur leverancier, meer van software leverancier.

Consequenties

  1. sturing van de informatievoorziening is diffuus;
  2. bewaken van bestaande informatievoorziening en nieuwe informatievoorziening moet rendement opleveren;
  3. i-planning wordt chaotischer en cyclischer;
  4. aangepaste methodieken.

3 Aanpak

Wijzigingen t.o.v. oudere modellen:

  • gedifferentieerde organisatievorm;
  • aanpak houdt rekening met veranderingen en bestaande situatie;
  • verschillende beleidsvormingsprocessen zijn afhankelijk van elkaar.

Uitgangspunten informatievoorzieningsorganisatie

  1. onderkennen partijen en verantwoordelijkheden;
  2. onderkennen belangen partijen op vijf onderdelen van de informatievoorziening;
  3. toekennen verantwoordelijkheden.

Aanpak:

  1. analyse huidige situatie;
  2. impact organisatiebeleid op informatievoorziening;
  3. ict mogelijkheden;
  4. opstellen scenario’s en architecturen;
  5. synthese.

Proces

  • dynamisch, want synthese heeft invloed op beleid en dus op informatieplanning;
  • doet recht aan bestaande informatievoorziening;
  • informatieplanning meer portfoliomaagement dan planning voor informatiesystemen;
  • overeenkomsten met chaostheorieën.

4 Organisatie

4.1 Dilemma’s

  1. Speelruimte – hoe hoger het verwachtingsniveau: meer verantwoordelijkheden van de leverancier en gelijkwaardiger partner van de business. Verwachtingsniveaus:
    1. providing – beschikbaar stellen van apparatuur obv nacalculatie;
    2. servicing – diensten tegen vaste prijzen (PDC, SLA). Dienstverlener heeft besturing nodig;
    3. organizing – ict partner, afrekenen per bedrijfsmatige afrekeneenheden;
    4. networking – neemt het voortouw (clearing house).
  2. (De-)centraal – ICT in spagaat tussen centrale kaders en specifieke wensen van klanten;
  3. Belang van meervoudige sturing:
    1. decentrale businessunits opdrachtgever, informatiemanagement op tactisch niveau en beleid vanuit top;
    2. groeiende integratie van processen;
    3. schuld vaak bij ICT;
    4. ict integratie – toenemende gemeenschappelijkheid in processen waarborgen. Besluitvorming per niveau helder. integratierol/functie nodig om onderwerpen af te stemmen;
    5. business integratie – idem als ict integratie, voor business op holding niveau.

4.2 Belangen

  1. standaard:
    1. Informatiemanagementfunctie corporate:
      1. kosten;
      2. kwaliteit gegevensuitwisseling.
    2. business units en systeem eigenaren:
      1. helder sturing op kosten;
      2. kwaliteit;
      3. directe besturing, zo min mogelijk invloed van derden.
    3. uitvoerende ict:
      1. minimale kosten;
      2. minimale risico’s;
      3. flexibiliteit en innovatie;
      4. groei;
      5. positief imago.
  2. gemeenschappelijk, op lange termijn:
    1. snelle time to market;
    2. informatievoorziening sluit aan op business;
    3. toekomstige integraties, daarmee meer added value.

Oplossen van spanningsveld tussen corporate, decentraal en leveranciers:

  1. benoemen van de belangen;
  2. gemeenschappelijke belangen op lange termijn onderkennen;
  3. onderkennen knelpunten:
    1. tijd;
    2. geld;
    3. nieuwe trajecten waarvan men geen kennis heeft;
    4. andere prioriteiten.
  4. afspreken om rekening te houden met belangen en oplossing daarvoor zoeken.

4.3 Nieuwe vorm verantwoordelijkheden

Partijen:

  • functioneel beheer;
  • informatiemanagement;
  • applicatiebeheer;
  • technisch beheer;
  • service team.

Onderwerpen:

  1. beleidsmodel – ruwe beschrijving van eisen aan processen. Onderkenning van bedrijfsprocessen, inclusief fysieke zaken;
  2. informatiearchitectuur – logisch informatiesysteemmodel met (geen fysieke zaken):
    1. logische bedrijfsgegevens;
    2. bedrijfsprocessen als processen;
    3. hoofdfuncties;
    4. entiteiten of gegevensgroepen (informatieobjecten);
    5. informatiesystemen.
  3. systeemarchitectuur – informatievoorziening van de organisatie als systemen en onderdelen ervan. Applicaties en functies;
  4. ontwikkelarchitectuur – geheel van ontwikkelhulpmiddelen;
  5. exploitatiearchitectuur – IT infrastructuur.

Verantwoordelijkheden:

  1. model 1 – organisatie met scheiding tussen corporate en decentraal:
    1. X – geen;
    2. R – randvoorwaardelijk;
    3. G – globaal bepalend;
    4. I – invullend bepalend.
  2. model 2 – organisaties zonder scheiding tussen corporate en decentraal:
    1. X – geen invloed;
    2. R – randvoorwaardelijk;
    3. B – beslissend.

4.4 Niveaus informatieplanning

Organisatie Sturing informatievoorziening IS/IT
Holding Corporate IM Corporate beleid
Bedrijf Informatiemanager Informatiestyteem bedrijfsniveau
Business unit Systeemeigenaar Informatiesysteem

5 Aanpak

Analyse van de huidige situatie

Globaal:

soll =ist + wijzigingen

wijzigingen=wijzigingen vanuit nu + wijzigingen vanuit beleid

 

Veranderingsbehoeften:

  1. bestaande tekortkoming;
  2. verandering in beleid.

 

Fasering:

  1. huidige situatie – sterkten en zwakten, knelpunten vanuit huidig gebruik;
    1. kosten en belang;
    2. technische kwaliteit;
    3. functionele kwaliteit;
    4. exploitatie kwaliteit.
  2. inventariseren beleid en impact op informatievoorziening;
  3. inventariseren mogelijkheden ICT als oplossingen voor knelpunten irt processen.

 

Kanttekeningen

  1. informatievoorziening = bedrijfskapitaal, desondanks kengetallen niet beschikbaar;
  2. richten op belangrijkste onderdelen informatievoorziening, niet op details;
  3. informatieplanning is expertise.

 

Soorten algemene informatie

  1. organisatie – gebruik van informatievoorziening, incl. problemen, gebruikers en management;
  2. technische informatievoorziening, informatiesystemen, applicaties, gegevens en documentatie;
  3. technische infrastructuur, IT.

5.1 STAP 1: Huidige situatie

3.5.1.1 Algemene gegevens

Reden waarom algemene gegevens belangrijk zijn:

  1. scope bepalen;
  2. waar informatie kan worden ingewonnen;
  3. vormen van beeld van doelstelling, functionaliteit, omvang, etc.;
  4. gegevens voor kosten inschatting.

 

Bij elke invalshoek:

  1. wie – verantwoordelijkheden, rollen;
  2. wat – functie, toegevoegde waarde;
  3. omvang – scope.

 

Bestaande situatie in kaart brengen en veranderingsbehoefte vaststellen:

  1. organisatie – waarom; als onderdeel van het bedrijfsproces. Kwaliteit vanuit gebruiks- en managementperspectief.
    1. Wie:
      1. formele eigenaar;
      2. functioneel beheerders;
      3. materiedeskundigheid;
      4. superusers;
      5. bepaalt veranderingen.
    2. Wat:
      1. doelstelling;
      2. functies op hoofdlijnen;
      3. gegevens;
      4. gebruikers;
      5. doel;
      6. bedrijfsmatige omgeving;
      7. werkwijzen/procedures.
    3. Omvang:
      1. aantal gebruikers;
      2. intensiteit gebruik;
      3. piek momenten.
  2. informatievoorziening – hoe; geheel van programma’s en gegevens. Kwaliteit vanuit informatica perspectief;
    1. Wie:
      1. onderhoud;
      2. experts m.b.t. applicatie en infrastructuur;
      3. hoeveel expertise;
      4. contracten.
    2. Wat:
      1. doel;
      2. systeemfuncties;
      3. gegevensbestanden;
      4. interfaces;
      5. volgordelijkheid;
      6. afhankelijkheden;
      7. ontwikkel- en beheersoftware.
    3. Omvang, aantal:
      1. functiepunten;
      2. regels code;
      3. entiteiten;
      4. schermen.
  3. informatie technologie – waarmee; samenwerkend geheel van hardware en systeemsoftware. Kwaliteit vanuit infrastructuur en exploiteerbaarheid.
    1. Wie:
      1. technisch beheer;
      2. aantal mensen;
      3. hulpmiddelen;
      4. informatiebronnen;
      5. contracten;
      6. SLA’s.
    2. Wat:
      1. infrastructuur;
      2. software;
      3. hardware;
    3. Omvang:
      1. grootte in exploitatie (bestanden, jobs, omgevingen, etc.);
      2. grootte en capaciteit van de infrastructuur;
      3. verwerking (doorlooptijden, load, etc.).

 

Per informatiesysteem inzicht krijgen in:

  • kosten voor in stand houden informatiesysteem;
  • belang, essentieel voor organisatie;
  • functionele kwaliteit:
    • aansluiting bij huidige werkwijze;
    • gebruikersvriendelijkheid;
    • kwaliteit van de informatie;
    • voldoen aan randvoorwaarden.
  • technische kwaliteit – kan, vanuit ICT, voldoen aan functionele eisen van de business;
  • exploitatie kwaliteit – mate waarin informatiesysteem vanuit infrastructuur kan blijven voldoen.

3.5.1.2 Kosten en belang

Kosten informatievoorziening = geldwaarde van alle productiemiddel om informatiesysteem te kunnen blijven gebruiken.

 

Reële kosten = vaste eenheid voor klant

Bepalen door:

  1. versleutelen. Onderscheid in vaste en variabele kosten. Doorberekeningsstructuur:
    1. tariefstructuur – herkenbaar voor de klant;
    2. tariefeenheden – stuurbaar voor de business;
    3. samenhang tussen tariefeenheden en reële kosten;
    4. tariefeenheden moeten kostendekkend zijn.
  2. afschrijven. Categorieën:
    1. initieel, ontwerpfase;
    2. operationeel, gebruiksfase;
    3. liquidatie.
  3. toerekenen. Opties:
    1. direct doorberekenen en meetbaar maken;
    2. indirect, gedeeltelijk doorberekenen;
    3. indirect, overhead, nauwelijks door te berekenen.

 

Kostenveroorzakers

  1. infrastructuur;
  2. applicaties;
  3. verbruiksgoederen;
  4. faciliteiten;
  5. personeel;
  6. bedrijfsprocessen.

 

Costscan = welke kosten er zijn voor informatievoorziening (De Graaf & Huijgens), gebaseerd op ASL, ITIL en BiSL. Beschrijft:

  • afschrijving, resultaat van investeringen;
  • exploitatie, gebruik;
  • gebruik, gebruikersorganisatie (functioneel beheer);
  • onderhoud. Twee perspectieven:
    • Soorten kosten:
      • preventief;
      • adaptief;
      • correctief.
    • ASL processen;
      • onderhoud;
      • beheer;
      • sturend.

Belang

X-as: belang van proces voor de organisatie

Y-as: belang van het informatiesysteem voor het proces

 

Bepalen of verhouding Kosten/baten reëel is:

  1. besparingsmogelijkheden;
  2. marktconformiteit;
  3. alternatieven;
  4. prijs per eenheid (eindproduct primair proces) bepalen.

3.5.1.3 Technische kwaliteit

Gestructureerdheid en inzichtelijkheid van de wijze waarop een informatiesysteem is ontworpen en gebouwd.

Bestaat uit:

  • programmatuur;
  • documentatie.
    • Doelstelling:
      • overzicht;
      • overdraagbaarheid;
      • begrijpelijkheid.
    • Onderwerpen:
      • functies;
      • gegevens;
      • volgtijdelijkheid.

Model voor technische kwaliteit: vorm → inhoud t.o.v. globaal → detail

Globaal Detail
Vorm 1. FlexibiliteitStructuur

  • documentatie
  • systeem
  • gegevens
2. OnderhoudbaarheidStructuur:

  • dossiers
  • programma
  • velden
Inhoud 4. BeheersbaarheidRelaties:

  • documentatie
  • gegevens
  • systeemmodel
3. ProductiviteitInhoud:

  • documenten
  • programma’s
  • velden

 

Modellencyslus:

  1. RS reële systeem;
  2. OM object(systeem) model;
  3. FM logisch model
  4. TM technisch model;
  5. RIS reëel informatiesysteem.

3.5.1.4 Functionele kwaliteit

Mate waarin het in staat is om functies te vervullen waarvoor het gebruikt dient te worden.

Gebruikers:

  1. informatiegebruikers- gebruiken output;
  2. informatiesysteemgebruikers – werken direct met applicatie.

 

Dimensies van functionele kwaliteit:

  1. fit – wat. mate waarin het bijdraagt aan adquate uitvoering van de bedrijfsprocessen. Relaties tussen bedrijfsproces en informatiesysteem:
    1. taakverdeling;
    2. geschiktheid en beschikbaarheid van de informatie;
    3. gebruik van informatiesysteem en informatie daaruit;
    4. basisvoorwaarden: beschikbaarheid en bedrijfszekerheid.
  2. informatiekwaliteit – waarom. Voldoet het aan eisen van de gebruiker? Criteria:
    1. juistheid;
    2. volledigheid;
    3. nauwkeurigheid;
    4. actualiteit;
    5. controleerbaarheid;
    6. presentatievorm.
  3. ergonomie – hoe. Mate van gebruiksvriendelijkheid tussen gebruiker en informatiesysteem. Criteria:
    1. systeem;
      1. schermontwerp;
      2. terugkoppeling en ondersteuning;
      3. voorkomen en herstellen van fouten;
      4. responstijd;
      5. interactieve dialoog;
      6. ontwerp van werkstation.
    2. mens:
      1. mentaal;
      2. fysiek.

3.5.1.5 Exploitatie kwaliteit

Exploitatie kwaliteit = eigenschappen en kenmerken van de exploitatie, van belang om te voldoen aan vastgestelde of vanzelfsprekende behoeften.

 

Kwaliteitseisen van exploitatie aan informatiesystemen:

  1. doelmatigheid – prestaties: werkt het;
  2. bedrijfszekerheid – bruikbaarheid: is het goed/onderhoudbaar;
  3. beheersbaarheid – controleerbaarheid: werkt het bij verandering;
  4. continuïteit – continuïteit van gegevensverwerking en informatievoorziening: blijft het werken in de toekomst.

 

Ad. 1 Doelmatigheid

Efficiënter gebruik van IT infrastructuur en dus werkbaar voor gebruikers. Factoren:

  1. efficiency – gemak van verwerking of verstrekking van gegevens:
    1. geschiktheid van de IT infrastructuur voor het doel;
    2. mate waarop informatiesysteem aangepast is op infrastructuur;
    3. omvang van de infrastructuuri.r.t. gebruik en behoefte.
  2. overcapaciteit – wensen i.v.m. groei:
    1. autonome groei;
    2. piekbelasting;
    3. aanvullende verwerkingen;
    4. investeringen.

Beeld verkrijgen van efficiency:

  • middelenbeslag: hoeveelheid infrastructuur middelen nodig om op vooraf vastgestelde wijze te kunnen gebruiken (vulling van databases, schijven, processen, etc);
  • snelheid van verwerking:
    • responsesnelheid (systeem);
    • snelheid van een batch (systeem);
    • transactiesnelheid (gebruiker).

Ad 2. Bedrijfszekerheid

  1. beschikbaarheid: beschikbaarheid informatievoorziening & IT binnen reguliere openingstijden:
    1. batchverwerking – ook buiten openingstijden;
    2. on-line verwerking – real time.
  2. betrouwbaarheid: richting in hoeverre het informatiesysteem werkt, de kwaliteit ervan. Stabiliteit en storingsgevoeligheid:
    1. bestendigheid – bestand tegen onjuist gebruik;
    2. veerkracht – zichzelf kunnen herstellen na storing;
    3. herstelbaarheid – gemak waarmee storing kan worden hersteld.

Ad 3. Beheersbaarheid

mate waarin gegevensverwerking of informatievoorziening processen in operationele staat gebracht en gehouden kunnen worden. Indicatoren:

  1. inzichtelijkheid – mate van inzicht in status van het IS, o.a. door traceerbaarheid (logging of debugging). Gemak waarmee juistheid van gegevensverwerking kan worden gecontroleerd. Vastleggen in documentatie (verwerking, volgorde, benodigde faciliteiten en capaciteit);
  2. stuurbaarheid – gecontroleerd bijsturen en veranderen van de exploitatie i.g.v. storingen of wijzigingen.

Ad 4. Continuïteit

bescherming tegen externe verstoringen. Typen:

  1. binnen bestaande kaders:
    1. continuïteit van IT
    2. portabiliteit;
    3. uitwijkmogelijkheid.
  2. richting ontwikkelingen:
    1. externe ontwikkelingen;
    2. eisen aan beschikbaarheid;
    3. maatregelen nemen.

5.2 STAP 2: Beleid

Impact van het organisatiebeleid op het informatievoorziening beleid.

Beleidsimpactmeter (nb: vooral voor productieorganisaties)

organisatie →

leveranciers → proces → klanten

infrastructuur →

 

Per proces/informatiesysteem beschrijven:

  1. verandering;
  2. impact op organisatie;
  3. impact op ICT;
  4. belang van verandering (prioriteit);
  5. termijn, gewenst en realistisch.

5.3 STAP 3: ICT mogelijkheden

Scan naar mogelijkheden ICT, verzamelen:

  1. technische ontwikkelingen, doelstellingen:
    1. continuïteit, onafhankelijkheid en overdraagbaarheid. Aanleidingen:
      1. gedwongen door leverancier;
      2. behoefte aan onafhankelijkheid;
      3. vertrouwen in toekomst leverancier;
      4. behoefte aan nieuwe mogelijkheden.
    2. flexibiliteit, van kosten over kwaliteit naar flexibiliteit en innovatie;
    3. investeringsreductie;
    4. integratie en communicatie.
  2. kans (opportunity) voor organisatie:
    1. nieuwe marktkanalen;
    2. meer flexibiliteit of hogere snelheid.
  3. oplossing van een bestaand knelpunt;
  4. verwachte investering en requirements:
    1. besluitvorming;
    2. voorbereiding;
    3. installatie;
    4. integratie;
    5. testen;
    6. opleiding;
    7. beheer;
    8. conversie.
  5. termijn.

5.4 STAP 4: Scenario’s en schetsen

Per proces/informatiesysteem verzamelen:

  1. omvang van de verandering;
  2. wijzigingschets;
  3. verwachte tijd/inspanning;
  4. impact op de organisatie.

 

Oplossingsalternatieven voor probleem:

  • schets/architectuur – beschrijving op hoofdlijnen van gewenste richting;
  • scenario – weg om schets te bereiken.

 

Vernieuwing informatiesystemen, scenario’s:

  1. nieuwbouw – oude voldoet niet meer, vervangen;
  2. procesevaluatie – delen ontwerpen en ontwikkelen;
  3. opwaardering – delen oud en nieuw;
  4. herbouw – functionaliteit voldoet;
  5. renovatie – techniek voldoet niet meer;
  6. conversie/migratie – structuur/functionaliteit blijft gelijk, programmatuur vervangen.

 

Oplossingsrichtingen

  • niets doen;
  • opnemen in regulier onderhoud;
  • groot onderhoud;
  • projectmatige vernieuwing;
  • uitstellen.

Architectuur, zie hoofdstuk 7

5.5 STAP 5: Synthese

Vijf beslissingen:

  1. wie onderneemt actie;
  2. wat wordt er gerealiseerd;
  3. wanneer worden activiteiten uitgevoerd en is doel gerealiseerd;
  4. hoe wordt verandering vormgegeven, wie is verantwoordelijk;
  5. hoeveel inspanning en middelen zijn nodig.

3.5.5.1 Proces van afweging

Relaties tussen informatiebeleidsprocessen en consequenties en hoe daarmee rekening te houden in het proces van afweging.

 

Informatiebeleid is een grillig proces, chaostheorie is toepasbaar:

  • ogenschijnlijke chaos, toch is er samenhang;
  • instabiel.

Houd daarmee rekening in de besluitvorming:

  • informatieplanning rekening houden met terugkoppeling uit dat proces zelf. Mogelijk ambities bijstellen;
  • beleid bijstellen omdat de uitgangssituatie wijzigt;
  • rekening houden met veranderingen in informatiebeled op andere plaatsen;
  • coördinerende rol is nodig t.b.v. het proces om tot informatiebeleid te komen.

 

Partijen die invloed kunnen hebben op het informatiebeleidsproces:

  • (corporate) informatiemanagement;
  • functioneel beheer;
  • applicatie beheer;
  • technisch beheer;
  • serviceteam;
  • ketenpartners;
  • beleidsclusters – relatief kleine, autonome informatievoorzienings organisaties rondom een of enkele informatiesystemen;
  • besturingslagen – centrale sturing.

Beoordelen of een wijziging wordt doorgevoerd:

  • is het wenselijk?
  • is het haalbaar?

Mede bepalen door:

  • bijdrage aan het beleid;
  • financiën;
  • capaciteit van de organisatie;
  • capaciteit van de ICT organisatie;
  • doorlooptijd;
  • gerelateerde projecten;
  • omgevingsontwikkelingen

Relaties tussen beleidsprocessen, beïnvloeding:

  1. verticaal, centraal → decentraal:
    1. inhoudelijke kaders, corporate informatiebeleid;
    2. leverancierskaders, zoals raamcontracten;
    3. tijdslijnen, centrale informatieplanning.
  2. horizontaal:
    1. keten, samenwerkingsverbanden;
    2. delen van middelen, centrale ICT voorzieningen;
    3. temporisatie, gerelateerde projecten in de keten.

Aantekeningen Business intelligence (BI-5): Business alignment

Business alignment perspectieven:

  1. organisatorisch: geheel aan mensen, middelen, taken en verantwoordelijkheden is erop gericht systematisch informatie te verzamelen, analyseren en verspreiden tbv strategievorming van een organisatie
  2. technologisch: verzamelen van zoveel mogelijk informatie en het analyseren en rapporteren hiervan mbv informatieverwerkenden systemen om intelligente beslissingen te kunnen nemen voor de bedrijfsvoering.

Continue reading Aantekeningen Business intelligence (BI-5): Business alignment