Het doel van een investeringsbeoordeling is het aangeven van rendement of baten van de informatievoorziening.
1. Rendement
referentiemodel informatiseringseconomie:
- financieel;
- niet financieel.
Rendement = meer inkomsten dan uitgaven. Variabelen:
- tijd;
- inkomsten;
- uitgaven;
- rente;
- risico.
Financieel/economisch motief: omgevingsontwikkelingen eisen financieel beleid op:
- rendement;
- winst-productie;
- kasstroom-productie.
Kenmerken van projecten:
- eenmalig;
- uniek voor organisatie;
- tijdig;
- ingewikkeld en onzeker;
- kostbaar;
- opdrachtgever met resultaatverplichtingen;
- essentieel voor probleem-/oplossingseigenaren.
Factoren van invloed op projecten:
- tijd;
- onzekerheid;
- beschikbare informatie;
- belangentegenstelling.
Typen projecten:
- uitvoeringsprojecten – ontwerp of realisatie. Geen samenhang tussen rendement van projecten;
- investeringsprojecten – samenhang tussen uitvoeringsprojecten a.g.v. plateau- of programma. Investering van geclusterde projecten beoordelen. Samenhang:
- strategisch;
- functioneel;
- datalogisch;
- technologisch;
- tijdsafhankelijk.
- financieringsprojecten – verantwoording:
- kostencentra;
- opbrengstencentra;
- winstcentra;
- investeringscentra.
Kasstroom = behoefte/overschot aan financiële middelen op zeker tijdstip en bepalend voor financieringsbehoefte van een organisatie. Vormen:
- initiatie – investeringen om project te starten;
- exploitatie – onderhoud en beheer;
- liquidatie – afbouwen.
1.1 Investering
initiële investering, middel bij aanvang van het project
- mensen – loon implementatie en ontwikkeling;
- materiaal – aanschafkosten.
De total cost of ownership (TCO) bestaan uit:
Kostenpost | Initieel | Exploitatie |
Hardware | ||
Software | ||
Personeel | ||
Data communicatie (infra) | ||
Overig (PIOFACH) |
1.2 Return on investment
Cash flow = verschil ontvangsten en uitgaven.
1.2.1 Terugverdienperiode
Tijd die nodig is om initiële investeringen terug te verdienen met de kasstromen die het project genereert.
Nadeel, houdt geen rekening met:
- economische omgeving van de organisatie;
- tijdwaarde van geld en daardoor eerder terugverdienen;
- inkomsten na terugverdienperiode.
1.2.2 Netto contante waarde
Netto contante waarde = opbrengst.
- EW – eindwaarde;
- C – contante waarde;
- r – rente;
- t – tijd.
Berekening van de eindwaarde:
EW = C (1 ÷ 1 + r)t
Berekening contante waarde:
CW = EW (1 ÷ 1 + r)t
Berekenen/schatten
- initiële investering;
- looptijd;
- cash flow.
1.2.3 Verwachte contante ROI
- Fn – verwachte constante geldstroom
- T – aantal perioden waarover kasstroom wordt berekend;
- Ci – initiele investering.
ROI = ((Fn ÷ T) ÷ Ci ) * 100
2. Bijdrage
- strategische samenhang – bijdrage aan realiseren bedrijfsdoelen;
- management informatie – informatie om te sturen in primaire processen, strategisch, tactisch en operationeel;
- concurrentievoordeel – onderscheidend vermogen:
- cost leader – laagste prijs;
- differentiation – onderscheid o.b.v. producteigenschappen;
- focus – bepaald marktsegment.
- concurrentietiming – snelheid waarmee kan worden ingespeeld op veranderingen in de markt. Voorwaarden:
- concurrentiedruk – noodzaak vanwege veel/weinig concurrentie;
- realisatietijden – periode die nodig is voor realisatie;
- reactietijd van de concurrentie – snelheid waarmee concurrenten handelen.
- strategische ICT architectuur.
Som van de niet financiële onderdelen. Kwantificeren van de bijdrage van de niet financiële voordelen.
strategische doelen | concurrentie-voordeel | management informatie | concurrentie timing | strategische ICT architectuur | Som | |
Project 1 | ||||||
Project 2 | ||||||
Project n |
3 Risicoindex
Hoofdsoorten:
- kosten hoger dan geraamd;
- duurt langer dan gepland;
- acceptatie slecht.
Typen:
- project/organisatie – mate waarin organisatie project kan dragen. Voorwaarden:
- goede beschrijving van het project;
- projectorganisatie moet bekend zijn.
- definiëringsonzekerheid – duidelijkheid van op te leveren (eind)producten;
- technische onzekerheid – bekendheid met de technologie;
- ICT-infrastructuur – heeft de organisatie de vaardigheden.
Tegenmaatregelen:
- project stoppen of uitstellen;
- doorgaan zonder tegenmaatregel;
- risicobeperkende maatregelen.